Historische verantwoording project NS3700
Met de bouw van de replica’s van de SS793 en de NS 3744 in de schaal 1:5,5 beoogt Nienoord Spoorwegen een (cultuurhistorisch gezien) relevante aanvulling te realiseren op de nationale collectie historische railvoertuigen. Streven is deze machines, zeker op termijn, onderdeel te laten zijn van een omgeving waarin veel meer authentieke objecten, systemen en werkwijzen tezamen een goed en juist beeld laten zien van het vroegere Nederlandse spoorwegbedrijf.
Hieronder worden de gemaakte keuzen met betrekking tot de beide locomotieven toegelicht en worden de afwijkingen ten opzichte van de oorspronkelijke locomotieven waar zinvol toegelicht.
Juist door de kleine schaal (1:5,5) ontstaan er mogelijkheden die noch in het Nederlands spoorwegmuseum, noch bij de Nederlandse museumlijnen mogelijk zijn. De combinatie van materieel, infrastructuur en bedrijfsomstandigheden zoals die straks samenkomen bij Nienoord Spoorwegen bestaat op ware grootte al lang niet meer en is ook niet meer samen te brengen.
Zo kan bij Nienoord Spoorwegen een stukje verloren gegane Nederlandse historie weer een beetje tot leven worden gewekt.
Monumentale waarde
Doordat de NS na de oorlog voortvarend tewerk ging met het moderniseren van het Nederlandse spoorwegbedrijf werd de inzet van stoomlocomotieven al in 1958 beëindigd. Nagenoeg alle stoomlocs werden gesloopt. Stoomtractie werd als achterhaald beschouwd. Het was arbeidsintensief en kostbaar en men wilde dit tijdperk zo snel mogelijk achter zich laten. Op dat moment realiseerde men zich nog niet zozeer dat deze machines later gezien zouden worden waardevol cultuurhistorisch erfgoed. In andere landen, waar de ontstoming pas later plaatshad, was men daar inmiddels meer van doordrongen en werd er beduidend meer bewaard. Om die reden hebben de paar overgebleven Nederlandsche stoomlocomotieven een relatief grote historische waarde. Het zijn zeer schaarse onvervangbare overblijfselen uit een belangrijke periode in onze moderne geschiedenis met een monumentale status.
In de wereld van het beheer en behoud van mobiel erfgoed, waar ook spoorwegmaterieel onder valt, geldt inmiddels de opvatting dat het laten rijden van een historisch voertuig maar moeilijk te verenigen valt met de maatschappelijke verantwoordelijkheid tot behoud. Weliswaar komt een historisch voertuig pas echt tot zijn recht als werkend kan worden getoond, maar juist het werkend kunnen tonen heeft tegelijk een forse impact op de historische waarde.
Immers, rijden betekend slijtage en dus een noodzaak tot het plegen van onderhoud. Dit onderhoud betekend vaak vervangen van onderdelen die niet meer voorhanden zijn en derhalve met moderne technieken en methoden en uit nu voorhanden materialen zullen moeten worden vervaardigd. De historische waarde wordt daarmee natuurlijk verminderd en de mogelijkheid om later nog historisch onderzoek te kunnen doen verkleind.
In het geval van spoorwegmaterieel komt daar nog bij dat om deel te kunnen nemen aan het hedendaagse railverkeer, zeker op het hoofdrailnet, ingrijpende aanpassingen vereist zijn. Dit gecombineerd met een altijd bestaand risico op schade of verlies door bijvoorbeeld ontsporen of botsen maakt dat het maar de vraag is of rijden met de paar overgebleven Nederlandse stoomlocomotieven nog wel te combineren is met verantwoord beheer.
Inmiddels is het dan ook een gangbare opvatting dat voor een historisch voertuig de keuze moet worden gemaakt of het als monument behouden moet blijven met behoud van historische waarde of dat het gebruikt blijft worden waarbij die waarde afneemt. Een andere oplossing is het bouwen van een replica. Zo worden in Engeland de overblijfselen van de locomotief Rocket zorgvuldig en geconditioneerd bewaard door het Science Museum in Londen en zijn er elders enkele replica’s gebouwd om werkend te kunnen tonen aan publiek.
NS 3700 model of replica
Het bouwen van een replica van een NS-stoomlocomotief op ware grootte zou een zeer kostbaar project worden. Daarnaast maken de Nederlandse toelatingsregels de inzet van zo’n locomotief op de openbare infrastructuur praktisch onmogelijk. Slechts inzet op een museumlijn zou wellicht haalbaar zijn, maar daar komt met een snelheid van maximaal 30 á 40 kilometer per uur een dergelijke locomotief nauwelijks tot zijn recht. Het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat er ooit zo’n replica zal worden gebouwd.
Wat wel een mogelijkheid is, is om een replica te bouwen op een kleinere schaal en dat is dan ook de ambitie in dit project. De beide locomotieven (SS793 en NS 3744) worden zo exact mogelijk nagebouwd, op basis van originele tekeningen en uitgebreid historisch onderzoek. Daar waar afgeweken wordt van het origineel wordt dit voor zover relevant gedocumenteerd.
Hier manifesteert zich dan ook het verschil tussen het bouwen van een model en dat van een replica. Een model wordt veelal gedefinieerd als een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Dit project beoogt evenwel te komen tot een volledige weergave van de (vroegere)werkelijkheid er wordt in principe dus niet vereenvoudigd. Wel zijn er met het oog op het gebruik concessies nodig, zo bestaan er geen reuzen die op tenders en op rijtuigen zitten. Ook zijn de veiligheidseisen in dit geval anders dan in het grootbedrijf. Een ander punt is dat niet alles zich 1:1 laat verschalen. Zo neemt bij het verschalen de massa van een locomotief af met een 3e-machts factor en het vermogen zelfs met een 4e-machts-factor. Ook functioneert bijvoorbeeld het gebruikte remsysteem wezenlijk anders dan in het grootbedrijf.
Bronvermelding historisch onderzoek
Beide locomotieven (SS793 en NS 3744) zijn zoveel als mogelijk gebouwd volgens de originele tekeningen van de fabriek en de NS.
Loc SS793 wordt gebouwd in de toestand van kort na oplevering door de fabriek Henschel & Sohn in Kassel in 1920. Voor het bouwen van deze locomotief is voor een belangrijk deel gebruik gemaakt van de tekeningen zoals door Henschel vervaardigd. Deze zijn gevonden in het Utrechts archief. Voor zover er geen tekeningen beschikbaar waren zijn die elders gezocht en gevonden. Verder is gebruikgemaakt van beschikbare literatuur en historische publicaties. Ook verschillende locomotieven die in het Spoorwegmuseum staan zijn gebruikt als bron van informatie. Voor de kleurstelling is ondermeer gebruik gemaakt van een gedegen inventarisatie zoals die is uitgevoerd door dhr. M. Kastelyn in samenwerking met het Nederlands Spoorwegmuseum. Daarnaast is gebruik gemaakt van het boek dat door dhr. Henken is geschreven over de serie NS3700, en vele andere bronnen.
Loc 3744 is als SS(738) negen jaar eerder gebouwd dan de SS793 en komt uit dezelfde levering als de NS3737 die in het Nederlands Spoorwegmuseum staat. Deze machine wordt gebouwd in de toestand zoals deze daadwerkelijk in 1932 reed. Hier is behalve van de voorgenoemde bronnen ook gebruik gemaakt van het origineel. Ook het bovengenoemde boek van dhr Henken alsmede een volledig overzicht van alle constructiewijzigingen die de serie heeft ondergaan tussen 1911 en 1958 hebben hiervoor de benodigde informatie opgeleverd.
Verantwoording van uitvoering en afwijkingen (aanvullingen volgen)
Hieronder wordt per onderdeel aangegeven welke verschillen er zijn tussen de beide locomotieven en uit welke bron die kennis afkomstig is. Ook wordt een inzicht gegeven de afwijkingen van de beide machines ten opzichte van het origineel en de overwegingen daarbij. Dit deel zal ingevuld worden naarmate het project voortschrijdt.
Locomotieflantaarns
Beide locomotieven worden op kleinere schaal, maar zo exact mogelijk naar hun origineel nagebouwd. Daarbij horen dus ook de locomotieflantaarns waarmee de locs indertijd uitgevoerd waren. Omdat onze SS 793 gebouwd wordt in de uitvoering waarin zij in 1920 aan de staatspoorwegen werd geleverd, ligt het voor de hand om hierop een model te plaatsen van de staatspoorlamp zoals die op dat moment nog volop in gebruik was. De NS 3744 komt in een uitvoering op de baan zoals deze in 1932 bij de NS in gebruik was. In die tijd waren de meeste locomotieven inmiddels voorzien van de nieuwere NS locomotieflantaarn.
Voor beide locs zijn replica's van de originele lampen gebouwd. De verschillende lantaarns worden in een apart artikel uitgebreid beschreven. Ook de noodzakelijke aanpassingen om ze praktisch bruikbaar en op schaal te kunnen uitvoeren komen daarbij aan bod.
Stoomfluiten
De toon die een stoomfluit voortbrengt is onder meer afhankelijk van de grootte ervan. Een fluit op schaal geeft een veel hogere toon dan het origineel. Dit is één van de punten waar we dus een concessie moeten doen. De fluiten op beide locomotieven worden als dummy (dus niet werkend) op de originele plaats gemonteerd. Een werkende fluit van groter formaat wordt op een andere plek ingebouwd waarbij getracht wordt om de dimensies van de echte fluit zoveel als mogelijk aan te houden.
Oorspronkelijk was de stoomfluit van de NS 3700 op het dak van het machinistenhuis geplaatst. Bovenop de vuurkist in het machinistenhuis was daartoe een stoomaansluiting aangebracht. Daarop was de fluitafsluiter gemonteerd waarna de stoom via een verticale leiding door het dak naar de fluit geleid werd.
Op 9 september 1926 echter ontspoorde loc 3719 bij De Vink. Daarbij brak de stoomleiding van de fluit af in het machinistenhuis waardoor dit vol met stoom geblazen werd. Het gevolg daarvan was dat het machinepersoneel bestaande uit een tractieopzichter en een leerling-machinist om het leven kwamen. Dit is de aanleiding geweest voor een constructiewijziging waarbij het leidingwerk werd aangepast en de fluit vóór het machinistenhuis geplaatst werd. Om die reden krijgt onze loc SS793 (uitvoering 1920) een dummy fluit óp het dak en NS3744 (uitvoering 1932) ervoor.
Buffers
Bij aflevering waren de locomotieven van de Staatsspoor serie 700 voorzien van kelkvormige buffers. Dit type werd ook geplaatst op de locomotieven van de serie SS1200, de eerste tenderversie van de 700-en. Vanaf 23 juni 1926 werd op de bestaande 3700en een constructiewijziging doorgevoerd waarbij een nieuw type buffer werd geplaatst, de standaard NS locomotiefbuffer. De laatst gebouwde machines van de serie, de NS3816-3820, werden al vanaf de fabriek geleverd met deze nieuwe variant.
Onze NS 3744, die in de uitvoering van 1932 wordt gebouwd is voorzien van voorgenoemde standaard locomotiefbuffers. Onze Staatspoor 793, uitvoering 1920, moest natuurlijk voorzien worden van het oorspronkelijke type.
Van de standaardbuffers hebben we een goede tekening ter beschikking. Daardoor konden deze nauwkeurig worden nagemaakt. Van het oude kelkvormige type waren geen tekeningen voorhanden.
De NS 3737 die in het spoorwegmuseum staat had de betreffende constructiewijziging van 1926 ook ondergaan, en werd in 1958 aan het museum overgedragen met zelfs een nog wat verbeterde uitvoering van het standaard type. Toen deze loc na een grote beurt in revisiebedrijf in 1972 werd ingezet voor de toenmalige Stichting Stoomtreinmaatschappij Tilburg Turnhout (SSTT) was zij aan de voorzijde evenwel voorzien van twee buffers van het oorspronkelijke model. Hoewel de constructiewijziging: "vervangen buffers" dus ruim 40 jaar eerder had plaatsgevonden waren er kennelijk toch nog ergens 2 stuks bewaard gebleven.
Eind jaren ‘90 ís NS3737 nog een korte periode ingezet voor speciale ritten. In die periode verdwenen de historische buffers weer van de loc en werden vervangen door overtollige moderne goederenwagenbuffers. Dit omdat de machinisten, die ook het dagelijks onderhoud uitvoerden, meenden dat de historische exemplaren te fragiel waren.
Naar aanleiding van ons verzoek hiertoe was het spoorwegmuseum van harte bereid op zoek te gaan naar de historische exemplaren maar kwam na enige tijd tot de conclusie dat ze niet meer te vinden waren. Daarmee leek een stukje historie verloren te zijn gegaan. Daarnaast was daarmee onze laatste hoop om tot een goede replica van deze buffers te komen vervlogen.
Groot was de verassing dan ook toen we tijdens een rondleiding die we kregen door het spoorwegmuseum plotseling de beide buffers zagen staan! Ze bleken rechtop op de vloer te staan in de kinderafdeling en gebruikt te worden als zitjes! Door deze ontdekking waren we uiteindelijk toch in de gelegenheid om ze nauwkeurig in te meten. Op 20 april 2024 heeft het spoorwegmuseum ze weer terug geplaatst op de voorbufferbalk van de NS3737 die beschouwd wordt als een belangrijk en monumentaal collectiestuk.
Kleurstelling en biezen
Het kleurenschema en biezenpatroon van de beide locomotieven is gebaseerd op verschillende geraadpleegde bronnen. Zeker voor de Staatspoor livrei heeft het de nodige inspanningen gevergd om tot een correct beeld te komen. Deze huisstijl is inmiddels al in zo'n 90 jaar geleden komen te vervallen.
Voor de NS3744 is het schildersvoorschrift zoals dat in 1928 is opgesteld voor de nieuwbouw van de laatste locomotieven van de NS-serie 3700-3800, de loc’s NS3816-3820 (NS tekeningnummer L38344) een belangrijk vertrekpunt geweest. Daarnaast is gebruik gemaakt van de informatie uit het boek: “Stoomlocomotieven serie SS685-799 (NS3700) van Paul Henken. Ook de NS 3737 in het spoorwegmuseum is nauwgezet bekeken, waarbij opgemerkt moet worden dat deze na zijn actieve leven nog zoveel heeft meegemaakt dat niet helemaal zeker is of de uitmonstering van deze loc op dit moment nog geheel authentiek is. Verder zijn historische foto’s bestudeerd. In hoeverre er sprake kan zijn van de juiste kleur groen is overigens maar de vraag. Kleuren werden in de werkplaatsen vaak ter plaatse gemengd door de schilder. Wel is er een vroegere boonstoppelkleur geidentificeerd die model gestaan lijkt te hebben voor het NS groen. De groene kleur van onze NS3744 is gebaseerd op deze kleur, die tegenwoordig nog steeds bestaat maar onder een ander nummer.
Voor het achterhalen van de kleuren voor de SS793 zijn ook meerdere bronnen geraadpleegd. Zo is er gebruik gemaakt van een artikel uit spoor en tramwegen no. 26 uit 1942 waarin de kleurstelling van de staatspoorlocomotieven wordt beschreven door de heer Ir. P. Labrijn*. Ook is er gekeken naar loc SS326 “de grote groene”, in het spoorwegmuseum. Deze locserie was ooit de eerste serie die in de appelgroene kleurstelling verscheen. Het is evenwel onwaarschijnlijk dat de huidige kleur groen van die machine overeen komt met de kleur waarmee deze loc destijds in dienst gekomen is. Andere bronnen wijzen op een veel lichtere kleur groen. De staatspoor serie 300 was eenvoudigweg geleverd in de toenmalige standaardkleuren van de fabrikant Beyer en Peacock in Manchester, waarna de SS dit kleurenschema aannam als huistijl. De kleur groen die wordt toegepast op onze SS793 komt overeen met de kleur zoals te vinden is op andere locomotieven van deze fabriek uit dezelfde periode. Net als bij de NS3744 is ook voor de SS793 een grote hoeveelheid historische foto’s geraadpleegd om het juiste kleurenschema en biezenpatroon te kunnen vaststellen. Verder is ook voor de SS793 gebruik gemaakt van het hiervoor genoemde boek van Paul Henken.
https://www.nienoordspoorwegen.nl/achtergrond/157-historische-verantwoording-project-ns3700#sigProId9f3767ad27
* De heer Ir. P. Labrijn was oud hoofdingenieur, adjunctchef van de Dienst tractie en materieel en chef van de locomotiefbouw bij de N.V. Nederlandsche Spoorwegen.
Tenderbellen voor loc SS793 en NS3744
Tot 1934 waren de stoomlocomotieven op het de hoofd- en lokaalspoorwegen veelal uitgerust met een zogenaamde tenderbel. Deze bel die doorgaans op de tender was geplaatst maakte het mogelijk om vanuit de trein waarschuwingssignalen te geven aan de machinist. Aan de bel was een koord: ‘de tenderlijn’ bevestigd en wanneer aan het koord getrokken werd ging de bel op de locomotief af. In het geval een trein één of meerdere voertuigen verloor, werd er vanzelfsprekend ook aan de tenderlijn getrokken (om uiteindelijk te breken). Ook in dat geval ging dus de bel af.
Ook de SS793 als de NS3744 waren voorzien van een tenderbel. Hiervan waren echter geen tekeningen beschikbaar.
Om die reden is het spoorwegmuseum enkele malen bezocht met als doel om de bel zo nauwkeurig mogelijk op te meten en in 3D te tekenen.
Nadat dit gebeurt was konden alle onderdeeltjes cnc-gefreesd worden waarna eea. in elkaar gezet moest worden. Het resultaat was een tweetal tenderbellen in de schaal 1:5,5 die nog werken ook. Alleen is het geluid natuurlijk veel scheller dan de zware gong van het origineel.
In bijgaand artikel: “Tenderbellen en varkensstaartjes” wordt wat uitgebreider ingegaan op de tenderbel.
(wordt vervolgd)